“Het is gaaf aan de knoppen te
kunnen draaien en het voor de
sport beter te maken”
Rudmer Heerema, de man van 10 miljoen
Vorig jaar bezorgde hij de sportbonden al een douceurtje van 2,5 miljoen euro. En afgelopen maand zorgde zijn motie ervoor dat NOC*NSF jaarlijks 10 miljoen extra steun voor de topsport kan bijschrijven. Rudmer Heerema, sportwoordvoerder van de VVD, hoopt als Tweede Kamerlid dezelfde positie te bereiken als ooit zijn voorgangster Erica Terpstra. “Zij was in Den Haag hét aanspreekpunt voor de sport. Iedereen wist: Haar moet je bellen. Dat wil ik ook heel graag zijn. Liefst jarenlang.”
DOOR FRANS OOSTERWIJK
De spanwijdte van zijn armen is imposant, het kenmerk van iedere vlinderslagzwemmer. In I993 bij het NK in Dordrecht versloeg hij Pieter van den Hoogenband op de 200 meter vlinder. “Het is de enige afstand waarop ik Pieter in een rechtstreeks duel heb verslagen. Daarna heeft Pieter dat
nummer nooit meer gezwommen.” Rudmer Heerema was ooit een begenadigd zwemmer.
Tussen zijn dertiende en zestiende maakte hij deel uit van het Nederlands jeugdteam. Zijn specialiteit bestond uit de zware nummers, de 200 meter vlinderslag, 400 meter wisselslag
en 800 en 1.500 meter vrij, dat werk. “Jezelf afbeulen tot je niet meer kon, dat vond ik heerlijk. Ik was echt een trainingsbeest”, aldus Heerema. Pieter van den Hoogenband was in die tijd zijn vriend en kamergenoot. Samen maakten ze zich gereed voor de stap naar de internationale top.
Alternatieve carrière
Een zware blessure maakte in 1996 echter een einde aan de topsportdromen van Heerema. “Bij een krachttraining scheurde ik een aantal ribben uit mijn borstbeen. Daardoor kon ik niet meer zwemmen. Pas na vijf jaar kon ik weer de volle belasting aan.” Terwijl Van den Hoogenband in het eerste decennium van deze eeuw de successen aaneenreeg, werkte Rudmer (“Daarvan zijn er 34 over de hele wereld, waarvan 32 in de provincie Groningen”) Heerema aan een heel andere
(top)sportcarriere. Na zijn studie aan de ALO stond hij zeven jaar voor de klas als gymdocent;
daarna werd hij coordinator en woordvoerder van Stichting LOOT (Landelijk Overleg Onderwijs en Topsport), de landelijke organisatie die de topsportscholen in Nederland met elkaar verbindt.
Rudmer Heerema bij een ontmoeting met Erica Terpstra liet hij zich verleiden politiek actief te worden voor de VVD. Hij was acht jaar gemeenteraadslid en later fractievoorzitter van de
VVD in zijn woonplaats Alkmaar. In 2013 maakte hij zijn debuut als Tweede Kamerlid.
Heerema: “Bij de verkiezingen van 2012 stond ik op plaats 48. De VVD won 41 zetels en met de doorschuivingen naar het kabinet kwam nummer 47 nog net in de Kamer. Ik was dus de eerste die niet in de Kamer kwam. Daarmee werd ik de eerste opvolger. Een jaar later kon ik toch de Kamer in,
als opvolger van Johan Houwers, bij wie een vuiltje in zijn hypotheekaanvraag was ontdekt.”
Proactief
Bij zijn entree kreeg Heerema de portefeuille natuur en dieren toebedeeld. In 2015 werd daar sport aan toegevoegd, als opvolger van Michiel van Veen, die doorschoof naar cultuur. A dream came true,
want sport is de voormalige zwemmer op het lijf geschreven en hij hoopt deze portefeuille
nog jaren te behouden. “Ik vind sport fantastisch om te doen, het mooiste onderwerp denkbaar. Het is gaaf aan de knoppen te kunnen draaien en het voor de sport beter te maken. Ik denk ook dat
ik er verstand van heb.” Als eerste actie nodigde de kersverse sportwoordvoerder vorig jaar alle sportbonden uit om bij hem langs te komen in Den Haag. “Inmiddels hebben ze hier in groten getale aan tafel gezeten. Ook heb ik het afgelopen jaar kennisgemaakt met alle hoofdpersonen van NOC*NSF en met vertegenwoordigers van veel andere sportorganisaties. Ik ben een heel proactief
persoon. Ik zit niet te wachten tot ze naar mij komen.”
Erica Terpstra
Die proactiviteit is ook een investering voor de toekomst. Zijn grote voorbeeld is Erica Terpstra, ooit zijn voorgangster als woordvoerder sport van de VVD. “Zij was in Den Haag het aanspreekpunt voor de sport. Iedereen wist: Haar moet ik bellen als het over sport gaat. Dat wil ik ook heel graag worden, daar doe ik mijn best voor. Ik ga vrijwel elk weekend op werkbezoek en bezoek sportwedstrijden en -evenementen, in alle takken van sport. De ene keer ga ik voetbal kijken bij AZ, de andere keer zie ik een roei- of handbalwedstrijd of ga met een visclub snoekbaars vissen op het IJ. Tegelijk probeer ik als Kamerlid zo veel mogelijk resultaat te boeken. Zodat men ziet dat ik sport niet alleen leuk vind,
maar dat ik ook van betekenis ben, dat ik lever.”
Hij is nog steeds woordvoerder natuur en dieren, maar vijf van de zeven werkdagen gaan op aan sport. “Sport is echt mijn hoofdportefeuille.” Daarin is hij de enige. Zijn collega’s bij de andere politieke partijen hebben allemaal andere en zwaardere zaken in hun takenpakket zitten. Voor hen
is sport een bijportefeuille. Voor zijn collega’s Tjeerd van Dekken (PvdA), Pia Dijksta (D66), Michel van Nispen (SP) en Hanke Bruins Slot (CDA) heeft Heerema niettemin niets dan lof. “Iedereen knokt voor de onderwerpen die hij of zij belangrijk vindt. De een manifesteert zich op doping, de ander op vrouwenvoetbal, schoolzwemmen of vrijwilligersbeleid. Maar ze vechten er allemaal even hard voor. En anders dan natuur en dieren is sport een dossier dat de politiek verbindt, niet verdeelt.
Goede voorstellen worden in de Kamer vaak breed gedragen. Wel is het opvallend dat ik bij wedstrijden, evenementen, symposia of gala’s in de sport zo weinig collega’s tegenkom. Dat heeft vast ook te maken met het feit dat zij soms zware zaken als volksgezondheid of onderwijs in hun portefeuille hebben. Dan besteed je daar automatisch de meeste tijd aan. Toch laat je volgens mij zo iets te veel merken dat sport voor jou inderdaad bijzaak is.”
10 miljoen
Zijn eerste debat in de Kamer betrof het echec van de Europese Spelen van 2019. Het voornemen van NOC*NSF om dat evenement te organiseren, strandde op de weigering van minister Edith Schippers van VWS om zich garant te stellen voor de financiering. Heerema steunde zijn partijgenote hierin: “De bodem van de kandidatuur was te zwak was om die Spelen ook echt te organiseren.”
Hoewel hij ook een initiatiefnota schreef om meer gymleraren in het basisonderwijs voor de klas te krijgen, maakte Heerema het afgelopen jaar vooral naam als belangenbehartiger van de georganiseerde sport en de topsport. Met een amendement wist hij minister Schippers te bewegen tot een extra subsidie van 1,7 miljoen (en dit jaar 0,8 miljoen) euro voor noodlijdende bonden. “Die worden in de wandelgangen nu de Heerema-gelden genoemd, geloof ik.” En afgelopen november was hij de drijvende kracht achter een motie die de topsport structureel 10 miljoen extra moet
bezorgen en die 29 november jongstleden tot grote opluchting van NOC*NSF (en waarschijnlijk van iedere topsporter en coach) werd goedgekeurd. Heerema: “Dat bedrag van 10 miljoen werd
al door de regering aangekondigd bij de Algemene Beschouwingen. Ik heb er alleen vaart achter gezet en een bestedingsrichting aangegeven. Die snelheid had te maken met cruciale topsportbeslissingen die meteen na Rio met het oog op de Spelen van Tokio 2020 genomen moesten worden. Dat is het moment waarop nieuwe topsportprogramma’s gaan lopen en nieuwe coaches worden aangesteld. Als je op dat gebied te laat handelt, loop je het gevaar de beste coaches mis te lopen. Die 10 miljoen kunnen het verschil maken in de aanloop naar Tokio en ik wilde niet dat we in
2020 na de Spelen moeten zeggen: ‘Hadden we het toen maar beter gedaan.’ Dus er zat enige druk op. Nu konden we het in de Kamer nog aan de voorkant regelen, door die 10 miljoen structureel voor de topsport te bestemmen. Daarom vond ik het belangrijk om die motie in te dienen.”
Het sportakkoord
Die 10 miljoen extra steun voor de topsport blijkt de opmaat te zijn geweest tot een radicaal voorstel. Op initiatief van Heerema pleit de VVD in zijn verkiezingsprogramma voor de totstandkoming van een “sportakkoord” tussen overheid, sportbonden en maatschappelijke partners, zoals onderwijs en zorgverzekeraars, “zodat we de Nederlandse sport organisatorisch
en financieel toekomstbestendig maken”. Heerema: “Het gaat ons om de financiele en organisatorische borging van de sport, in al zijn aspecten – dus niet alleen van de breedte- en topsportstructuren, maar ook van evenementenbeleid, sport op school, accommodatiebeheer et cetera – voor de komende tien jaar. We hebben er allemaal belang bij om de huidige structuur eens
goed tegen het licht te houden en daar waar mogelijk te veranderen. Zodat de sport in zijn geheel er sterker van wordt en er beter voor komt te staan. Dit voorstel wordt enerzijds gevoed door
mijn waarneming dat een flink aantal bonden het organisatorisch en financieel moeilijk heeft. En dat we nog steeds geen vakleerkracht gymnastiek in het basisonderwijs hebben. Anderzijds is er positieve aandacht voor de topsport en worden er prachtprojecten uitgevoerd, bijvoorbeeld voor de buurtsportcoach. Maar dat is precies ook mijn bezwaar: we blijven te veel in projecten hangen. Er is geen duidelijke en gedeelde visie hoe we de sport in Nederland kunnen verankeren en versterken.”
Heerema staat een sportakkoord voor ogen naar voorbeeld van andere akkoorden die de overheid heeft gesloten, zoals het woonakkoord, zorgakkoord, energieakkoord. “Een akkoord met alle partners in het veld die zich geroepen voelen om mee te denken en tot concrete voorstellen te
komen om de sport beter en sterker te maken. Ik zou het bijvoorbeeld fantastisch vinden als de PO-Raad aanschuift om samen te kijken hoe we die gymdocenten voor de klas kunnen krijgen. Als de provincies en grotere gemeenten aanschuiven om te praten over hun sportevenementen. Dat we met NOC*NSF en de bonden van gedachten gaan wisselen hoe we de financiele positie van sport kunnen versterken. Zijn Lotto-gelden wel de beste manier om de sport mee te financieren?
Is het niet beter om dat te doen vanuit de algemene middelen? Ook de toptienambitie van NOC*NSF zouden we in het akkoord moeten opnemen en verankeren. Als we ons nu niet over deze zaken beraden, dan moeten we over zes, zeven, acht jaar misschien wel constateren dat we te laat zijn. Dat een aantal bonden failliet is en dat we een deel van onze sportstructuur zijn kwijtgeraakt. Ik wil het sportakkoord gebruiken om dat te voorkomen.”
Sport Autoriteit
Hij wil niet de dictator zijn die uitmaakt wat er precies in zo’n akkoord moet komen. “In principe moet alles wat met sport te maken heeft – topsport, vakleerkrachten, evenementen, financiering van de sport – er een plaats in kunnen vinden. Met sport kun je evenwel ook de preventieve en curatieve
zorg beinvloeden; als je dat wil meenemen, wordt het aantal partners en de reikwijdte van zo’n sportakkoord meteen een stuk groter. Ik denk dat het veld zelf het beste kan overzien waarover afspraken gemaakt kunnen worden. Daar moet je als Kamerlid niet te veel bovenop willen zitten. Neem een onderwerp als ouderensport. Die tak van sport komt de komende jaren als gevolg van de vergrijzing waarschijnlijk ontzettend tot ontwikkeling. Veel bonden hebben al veel ervaring met ouderensport en die ervaring moet je natuurlijk meenemen in zo’n sportakkoord. Het belangrijkste van het sportakkoord zoals ik het voorsta, is dat er net als in het woon-, zorg- en energieakkoord concrete doelstellingen worden geformuleerd, alsmede afspraken over wanneer en in welk tempo ze gerealiseerd moeten worden.” Zijn collega Tjeerd van Dekken van de PvdA heeft al laten weten het een interessant plan te vinden en te willen meedenken. Heerema: “Ook elders in de sport leeft het. Bonden reageren positief, eigenlijk is iedereen die ik spreek positief.” Zolang het sportakkoord er nog niet is, zal Heerema zich blijven richten op de verplichte aanstelling van een vakleerkracht bewegingsonderwijs op alle basisscholen. “Vanaf groep 1, zodat elk kind goed leert gymmen en bewegen.” Een andere prioriteit voor de komende jaren is en blijft de topsport. “Wellicht kunnen er in de aanloop naar de Winterspelen van Pyeongchang in 2018 en de Zomerspelen van Tokio in 2020 nog extra slagen voor de topsport worden gemaakt.” Voor de lange termijn heeft hij nog een wens: dat de vorig jaar door de minister ingestelde (en mede door Pieter van den Hoogenband) bevolkte Sportraad, die zich buigt over het financieel en maatschappelijk rendement van sportevenementen,
het begin kan zijn van een Sportraad met een veel bredere opdracht. Eentje die als een onafhankelijke denktank en toetssteen meedenkt over het totale sportbeleid. “Ik kan me goed voorstellen dat de Sportraad zich naar Australisch voorbeeld ontwikkelt tot een Sportautoriteit, die vervolgens mede optreedt als bewaker van het sportakkoord.”
VVD sportpartij
Rudmer Heerema is een optimist. Hij constateert dat alle politieke partijen de laatste jaren op sportgebied een stap vooruit hebben gemaakt. “Elke partij is met sport bezig, ze hebben allemaal een sportparagraaf geschreven die beter is dan de vorige keer. Zelfs de partij 50PLUS heeft nu een paragraaf over sport. Dat is winst en komt het belang en aanzien van de sport alleen maar ten goede.” Toch sta jij als toonaangevend sportwoordvoerder pas op nummer 40 op de lijst van je eigen partij. En dan geldt de VVD ook nog als dé sportpartij van Nederland! Met een beetje pech word je
niet eens gekozen. “Ik sta 40 op de lijst, dat is in ieder geval acht plaatsen hoger dan in 2012. Nadeel van de grootste en meest professionele partij van Nederland zijn, is dat de VVD ontzettend veel goeie kandidaten heeft die ook allemaal graag in de Tweede Kamer willen zitten. Ik vind het al waanzinnig mooi dat ik op plaats 40 mag staan. En ik geloof er heilig in dat ik met die plek gewoon in de Kamer kom. In de campagne zullen we mede benadrukken dat de VVD de sportpartij van Nederland is. 4,3 miljoen Nederlanders zijn lid van een sportbond, daarnaast zijn er nog 4 miljoen ongeorganiseerde sporters. Die zullen niet allemaal op de VVD gaan stemmen, maar kunnen wel voor extra
voorkeursstemmen voor mij als woordvoerder sport zorgen.” Staat je veertigste plaats niettemin niet
symbool voor het aanzien van sport? Economie, vluchtelingenproblematiek, zorg et cetera tellen als verkiezingsissue veel zwaarder dan sport. Dus staan VVD-kandidaten met die specialismen hoger op de lijst. “En dat vind ik helemaal niet erg. Want dat zijn ook de belangrijkste maatschappelijke thema’s. Ook budgettair. Sport heeft een begroting van 128 miljoen, zorg van 80 miljard! Defensie, onderwijs – ook allemaal vele miljarden. Ik had er ook naar kunnen streven me als Kamerlid op onderwijs te manifesteren, maar heb bewust voor sport gekozen, omdat ik dat het aller-, aller-,
allermooiste onderwerp vind wat ik kan doen. Dan is de consequentie dat je niet boven aan de lijst van je eigen partij komt.” Waar komt dat imago van de VVD als sportpartij eigenlijk vandaan? “Sport draait om het beste uit jezelf halen, kijken waar je grenzen liggen, waar je kunt verbeteren. Dat past ook heel erg bij liberalen. Wij kijken op een positieve manier naar het leven en willen het beste uit onszelf halen. We willen presteren en als we wat bereikt hebben, vieren we feest. Het gedachtegoed van beide werelden ligt dus vrij dicht bij elkaar. Daarom hoop ik dat ex-sporters die op zoek zijn naar een tweede carriere, zich realiseren dat politiek ook een optie kan zijn. Maarten van der Weijden staat bij de VVD nu nummer 80 op de lijst. Het is goed voor hem om vanuit de positie van lijstduwer
kennis te maken met het politieke bedrijf. Ik ken Maarten al 27 jaar, we zwommen bij dezelfde club in Alkmaar; ik heb hem altijd in deze richting gestimuleerd en zal hem zo veel mogelijk blijven ondersteunen.” •